DE POSTGESCHIEDENIS VAN ZWOLLE

English version

Distributiekantoren en entrepots in het ressort van Postkantoor Zwolle

De Posterijen vervoerden de post tegen de in de Postwet vastgelegde tarieven, hier het rijksport genoemd, uitsluitend tussen de postkantoren onderling. In de dorpen op het platteland was de postvoorziening vaak slecht geregeld. Pas in 1807 werden in de regio Zwolle te Hasselt en Zwartsluis en in 1809 te Hardenberg bijkantoren opgericht. In 1811 kwam daar verandering in.

Ons land viel toen onder het Franse Keizerrijk. Op 1 april 1811 wordt de Franse Instruction Générale sur les Services des Postes van 1810 (Algemeene instructie voor den dienst der brieven posteryen) van kracht. In artikel 387 - 390 stonden bepalingen over de instelling van zogenaamde distributiekantoren. Deze distributiekantoren vielen onder een postkantoor (soms meerdere) waarmee ze de post uitwisselden en de porti afrekenden. Tussen het postkantoor en de distributiekantoren werd de post middels bodelopen vervoerd.

Tevens werden entrepots ingesteld, wisselplaatsen voor de bodelopers. Dit is geregeld in artikel 364 - 366 van de Instruction Générale.

Meestal was het distributiekantoor geen echt kantoor maar werden de postzaken bij iemand thuis gedaan. Deze persoon, de distributeur, kreeg hiervoor geen salaris, hij was geen ambtenaar in dienst van de posterijen. Hij verrichte alleen eenvoudige posthandelingen.

De distributeur verdiende zijn geld door zijn klanten een distributieloon te berekenen. Het distributieloon was in principe 1 stuiver (5 cent) voor binnenkomende brieven en ½ stuiver (2½ cent) voor te verzenden brieven. Soms had een distributeur een hoger distributieloon afgesproken. Op brieven die hij aan huis bestelde mocht hij extra bestelloon berekenen.

Een aantal voormalige bijkantoorhouders, zoals Jan Somer in Zwartsluis (en daarna zijn weduwe, die de functie overnam), kreeg nog wel een vast bedrag per jaar, omdat dat eerder afgesproken was. Vaak mochten zij dan geen distributieloon berekenen.

Distributiekantoren die na circa 1845 werden opgericht, zoals Dedemsvaart, kregen de verplichting een brievenbus te plaatsen waarin de post vrij van distributieloon kon worden geworpen. Dat scheelde dus inkomsten voor de distributeur.

 

Het distributieloon, ook bovenport genoemd kwam dus bovenop het rijksport en werd veelal op de binnenkomende poststukken naast het rijksport geschreven. Tot 1822 noteerde de distributeur ook de som van rijks- en bovenport, het te innen totaalbedrag dus, op de brief.

Brief van Zwolle naar Gramsbergen, 25 augustus 1820. Stempel ZWOLLE. Te betalen rijksport binnen het ressort, 0 tot 15 gram: 2 stuiver, genoteerd met inkt. Distributieloon voor Hardenberg: 1 stuiver. Dit loon en het totaal ad 3 stuiver heeft de distibuteur genoteerd met rood krijt.

In 1822 werd het echter verboden ook het totaalbedrag op de brief te vermelden (Circulaire 163 artikel 4).

Brief van Zwolle naar Hasselt, 17 maart 1823. Stempel ZWOLLE. Te betalen rijksport binnen het ressort, tot 16 wigtjes: 2 stuiver, genoteerd met inkt. Distributieloon voor Hasselt: 1 stuiver, genoteerd met rood krijt. Geen totaalbedrag meer vermeld.

 

Brief van Zwolle naar Hardenberg, 4 april 1849. Datumstempel ZWOLLE / 4/5 / *, Ø 23 mm in rood. Ten onrechte is links genoteerd "Franco", want het port is niet vooruitbetaald. Rijksport binnen het ressort, tot 16 wigtjes: 10 cent, genoteerd in inkt + distributieloon voor Hardenberg: 5 cent, totaal 15 cent, aangeduid in rood krijt. De distributeur in Hardenberg noteerde tegen de regels van 1822 in het totaalbedrag.

 

Binnenkomend drukwerk en in- en uitgaande dienstpost moest de distributeur gratis in behandeling nemen. Voor het bezorgen bij de geadressseerde aan huis mocht hij wel bestelloon rekenen. Voor drukwerk mocht hij hiertoe 2 cent bestelloon rekenen. Kranten waarop bij de post een abonnement was afgesloten vielen onder drukwerk en waren vrij van distributieloon. De distributeur mocht zelf onderhandelen over het bestelloon voor het aan huis bezorgen.

Tussen 1830 en 1838 werden als gevolg van de Belgische Opstand brieven voor militairen beneden de rang van officier, waarvoor ook een verlaagd rijksport gold, vrijgesteld van distrinbutieloon (Circulaire 230).

Vanaf 19 augustus 1846 (Circulaire 365) moest voor binnenkomende dienstbrieven het distributieloon wel door de geadresseerde worden betaald, indien die geadresseerde zelf geen portvrijdom genoot.

Brief van de Gouverneur van Overijssel te Zwolle naar de burgemeester van Dalfsen, 21 mei 1831. Datumstempel ZWOLLE / 21 / MEI / *, Ø 27 mm in rood. De afzender genoot portvrijdom en er werd in Dalfsen ook geen distributieloon berekend.

 

Een distributeur mocht wel te verzenden aangetekende stukken aannemen. Pas in Circulaire 384 van 29 juli 1848 werd bepaald dat distributeurs bij speciale resolutie konden worden aangewezen die zelf aangetekende stukken mochten aannemen, inschrijven en op het distributiekantoor (ten huize van de distributeur) aan de geadresseerde uitreiken. Daarna zijn er diverse (maar niet alle) distributeurs aangewezen.

Tot die tijd inde de distributeur wel het port en aantekenrecht, zond dit samen met de aangetekende brief naar het postkantoor waaronder zijn kantoor ressorteerde. Daar werd dan het registratieproces pas in gang gezet. De weg van distributiekantoor naar postkantoor ging dus in goed vertrouwen.

Aangetekende brief van Streukel (tussen Hasselt en Zwolle) via Postkantoor Zwolle naar Raalte, 27 februari 1835. Datumstempel ZWOLLE / 28/2 / *, Ø 27 mm en ZWOLLE / FRANCO in rood. Op de achterzijde geschreven naam van het distributiekantoor HASSELT. Tarief van het ene distributiekantoor via het postkantoor naar het andere binnen het ressort, tot 16 wigtjes: 2 x 5 = 10 cent + aantekenrecht 10 cent = 20 cent, geschreven op de achterzijde. Geen distributieloon genoteerd. Het stempel AANGETEEKEND werd op Postkantoor Zwolle geplaatst en daar werd de brief pas ingeschreven in het register als aangetekend stuk.

 

Onder het ressort van Postkantoor Zwolle vielen de volgende distributiekantoren:

Distributie-kantoor
Opgericht
Tevens onder
Entrepot
Blokzijl
16-08-1834
Dalfsen
01-10-1827
Dedemsvaart
01-01-1848
Elburg
1814
   
Hardenberg
01-04-1811
Almelo
< 1826
Hasselt
01-04-1811
Meppel
Heino
01-01-1838

Nieuwleusen /
De Lichtmis

0-11-1833
Meppel
01-01-1848
Oldebroek
1815
Olst
01-12-1826
Deventer
Ommen
17-09-1817
1817-1848
Raalte
01-01-1838
Vollenhove
01-04-1811
Meppel
Wierden *)
01-04-1828
Almelo
Wijhe
07-01-1812
Deventer
Zwartsluis
01-04-1811
Meppel
1811-1830

*) Wierden viel eerst onder Almelo en Deventer maar vanaf eind november 1845 onder Almelo en Zwolle.

Hardenberg was voor 1826 reeds entrepot, een wisselplaats voor de bodelopen Zwolle - Hardenberg en Hardenberg - Ommen. Ommen was tussen 1817 en 1848 entrepot voor bodelopers uit Zwolle en Hardenberg. Zwartsluis was dit tussen 1811 en 1830 voor bodelopers uit Vollenhove, Blankenham en Kuinre. Op 1 januari 1848 werd bij de distributeur in Herberg De Lichtmis bij Nieuwleusen, ressorterend onder Postkantoor Meppel, een entrepot opgericht voor de bediening van het nieuwe distributiekantoor Dedemsvaart.

 

De distributeurs schreven vaak hun plaatsnaam op de achterzijde van de brieven.

Brief van Ommen via Postkantoor Zwolle naar Haarlem, 2 april 1843. Franco-halfrondstempel ZWOLLE / 2/7 / FRANCO. Op de achterzijde geschreven naam van het distributiekantoor OMMEN. Vooruitbetaald rijksport bij een afstand van 25 tot 35 uur gaans, tot 16 wigtjes: 25 cent, genoteerd op de achterzijde. Het distributieloon staat alleen op binnenkomende post genoteerd.


Maar niet elke geschreven plaatsnaam is van een distributiekantoor:

Brief van Kuinre (ten noordwesten van Blokzijl) via Postkantoor Zwolle naar Schiedam, 12 november 1838. Datumstempel ZWOLLE / 13 NOV. / *, Ø 27 mm in rood. Op de achterzijde geschreven naam van KUINRE. Hier is echter geen distributiekantoor van bekend. Rijksport bij een afstand van 25 tot 35 uur gaans, tot 16 wigtjes: 25 cent.


Sommige distributeurs hebben na enige tijd zelf een stempel laten maken.

Brief van Dedemsvaart via Zwolle naar Den Haag, 13 maart 18??. Datumstempel ZWOLLE / 13/3 / *, Ø 23 mm in rood. Op de achterzijde het naamstempel van distributiekantoor DEDEMSVAART in ovaal, afgedrukt in groen. Rijksport bij een afstand van 20 tot 35 uur gaans, tot 16 wigtjes: 25 cent. Stempel bekend vanaf 1848.

 

Brief van Ommen via Postkantoor Zwolle naar Schiedam, 17 juni 1848. Datumstempel ZWOLLE / 17/6 / *, Ø 23 mm in rood. Op de achterzijde het naamstempel van distributiekantoor OMMEN. Rijksport bij een afstand van 20 tot 35 uur gaans, tot 16 wigtjes: 25 cent. Stempel bekend vanaf 1846.

 

Brief van Coevorden in Drenthe via Postkantoor Zwolle naar Parijs, 2 oktober 1845. Datumstempel ZWOLLE / 3/10 *, Ø 23 mm in rood. Op de achterzijde rondstempel van distributiekantoor KOEVORDEN. Port: vanaf het 4e rayon tot grenskantoor Bergen (Mons), tot 6 gram: 8 décimes + Valenciennes - Parijs, afstand 100 tot 200 km, tot 6 gram: 4 décimes = 12 décimes, betaald door de geadresseerde. Het distributieloon staat alleen op binnenkomende post genoteerd. Coevorden viel niet onder het ressort van Postkantoor Zwolle. Stempel bekend vanaf 1843.

 

Op 1 september 1850 trad de nieuwe postwet in voege. Alle distributiekantoren werden daarmee opgeheven. De meeste werden omgezet in hulpkantoren. Er werden nu ambtenaren in Rijksdienst aangesteld (dat kon de voormalige distributeur zijn) die belast waren met het hulppostkantoor werden brievengaarder genoemd. Het distributieloon werd afgeschaft, de brievengaarder kreeg nu een salaris. Ze mochten alleen nog bestelgeld rekenen bij bezorging aan afgelegen woonhuizen. Op alle hulpkantoren bestond de mogelijkheid brieven te frankeren (het port vooruit te betalen).

De hulpkantoren kregen van de Posterijen een naamstempel uitgereikt, een stempel dat alleen uit de plaatsnaam bestond, dus zonder datum. Deze moest in zwart op de achterzijde van de brieven worden afgedrukt. Het postkantoor waaronder zij ressorteerden stempelde dan een datumstempel op de voorzijde. De brievengaarders mochten wel de vanaf 1852 uitgegeven postzegels afstempelen op gefrankeerde brieven die binnen de eigen bestelkring, binnen het ressort en naar aangrenzende hulpkantoren werden verzonden, zonder het postkantoor waaronder zij ressorteerden aan te doen. Later komt daar nog het afgeven aan de spoorwegen zonder tiussenkomst van het postkantoor bij. In Circulaire 639 van 25 januari 1865 werd bepaald dat de hulpkantoren voortaan hun stempel op de voorzijde moesten plaatsen, in de rechterbovenhoek. En volgens Circulaire 658 van 3 november 1865 moesten de postdirecteuren bevorderen dat de brievengaarders rode stempelinkt gebruikten.

Brief van Hardenberg via Postkantoor Zwolle naar Liederholthuis bij Heino, 18 september 1866. De postzegel is afgestempeld met FRANCO in kastje. Proefstempel ZWOLLE / 18/9 / 5-9 / 66, Ø 20 mm in rood. Naamstempel van hulpkantoor HARDENBERG in zwart, tegen het voorschrift, dit moest vanaf 3 november 1865 in rood. Tarief brieven bij een afstand tot 30 km, tot 15 wigtjes: 5 cent.

Sommige hulppostkantoren bleven hun distributiekantoorstempel gebruiken.

Brief van Hasselt via Postkantoor Zwolle naar Zutphen, 19 maart 1860. Datumstempel ZWOLLE / 19/3/1860, Ø 26 mm in rood. Op de achterzijde het oude cursief naamstempel in ovaal van distributiekantoor HASSELT. Tarief brieven bij een afstand boven 30 km, tot 15 wigtjes: 10 cent. Stempel bekend vanaf 1848.



Laatst bijgewerkt op 04.02.2024 18:26 uur.

Copyright © 2019 - G.L. van Welie FRPSL
Secretaris van de Nederlandse Academie voor Filatelie
Representative of the Royal Philatelic Society London for the Netherlands

Niets uit deze website mag worden gekopieerd, verspreid en/of gepubliceerd zonder schriftelijke toestemming van de auteur.

Heeft u aanvullingen of opmerkingen?

home